Verklarende woordenlijst Fijnstof

Wat betekenen al die moeilijke woorden?

Op deze website worden veel woorden gebruikt die verklaard dienen te worden.
In deze rubriek proberen we deze moeilijke begrippen kort te verklaren. Indien er meer informatie op de site te vinden is, wordt hier ook naar verwezen.

Klik op de eerste letter in de tabel hieronder. De 'Verklarende Woorden' zijn alfabetisch verzameld.

U kunt met (CTRL-F) natuurlijk ook deze pagina snel doorzoeken.

A B C D E F G H I J K L M
N O P Q R S T U V W X Y Z

A

Achtergrondconcentratie: Fijnstof die te allen tijde aanwezig is en vormt gevormd door natuurlijke en antropogene bronnen.

Acroleïne: Acroleïne (C3H4O) (ook wel propenal of acrylaldehyde) is een kleurloze of gele vloeistof bij kamertemperatuur. Acroleïne komt vrij bij houtstook in kachels en haarden, ook komt het voor in sigarettenrook en uitlaatgassen van voertuigen. Acroleïne is dan gasvormig en kan dus ingeademd worden. Het is een zeer reactieve stof met een onaangename, doordringende en bijtende geur. Acroleïne kan in het lichaam opgenomen worden door inademing van de damp, langs de huid of door inslikken. Blootstelling aan de huid of de ogen veroorzaakt sterke irritatie en tranende ogen. Bij inademing van een hoge dosis kan longoedeem, vaak pas na enkele uren, optreden. Acroleïne wordt gebruikt als bestrijdingsmiddel voor algen, onkruid, bacteriën en weekdieren. Het wordt ook gebruikt als grondstof voor andere chemicaliën. Acroleïne is ook milieugevaarlijk en zeer giftig voor in water levende organismen. .

Actieve rekken: Rekken waarin het FDRS is toegepast en waar fijnstofdeeltjes worden geïoniseerd en op neerslaan.

Adaptatie: Het geheel aan maatregelen dat een samenleving neemt om zich aan te passen aan klimaatverandering. In het internationale klimaatbeleid wordt adaptatie gezien als tegenpool van mitigatie omdat je bij adaptatie de gevolgen van broeikasgassen accepteert.

Adequaat: Correct en passend bij hetgeen wat nodig is.

Aerodynamische diameter: Dit is de maximale diameter van een stofdeeltje in een bepaalde categorie.

Aerosol: In de atmosfeer zwevende kleine vast of vloeibaar deeltje. De algemene benaming voor de zwevende deeltjes die in lucht te vinden zijn. Aėrosolen komen zowel van nature voor (bv. als gevolg van zandstormen, bosbranden en vulkanisme) en door menselijke activiteiten (in de lucht gebracht door fabrieksschoorstenen en uitlaten van auto's). Ze zijn van grote betekenis in de atmosfeer, waar ze onder meer een belangrijke rol spelen bij de condensatie van waterdamp tot waterdruppels en de vorming van ijskristallen. Aėrosolen treden dan op als condensatiekernen.

Aerosolen: Stofdeeltjes in de atmosfeer die het klimaat op directe en indirecte wijze kunnen beïnvloeden. Direct gebeurt dat door de weerkaatsing of absorptie van zonlicht. Het indirecte effect verloopt via de invloed op wolkenvorming. Aerosolen kunnen van natuurlijke (zeezout, pollen) of menselijke (sulfaat, roet) oorsprong zijn.

Afbakening: De richting van je onderzoek bepalen door grenzen te stellen aan het onderzoek.

Agglomeratie: Proces in de wolkenfysica waarbij neerslagdeeltjes groeien door botsing met wolkendeeltjes of andere neerslagdeeltjes.

Agglomeraties: Een centrale stad met de eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden; het vormt dus een ruimtelijk aaneengesloten geheel.

Aitken stofteller: Ook wel kernenteller genoemd. Instrument, ontworpen door John Aitken, waarmee het gehalte aan stofdeeltjes in de atmosfeer kan worden bepaald. In een vat, waarvan het volume instelbaar is, wordt een grote hoeveelheid lucht gemengd met een grotere hoeveelheid vochtige lucht. Door een plotselinge volumevergroting koelt de inhoud van het vat, het mengsel dus van het luchtmonster met de vochtige lucht, adiabatisch af tot beneden het dauwpunt. Er ontstaan dan kleine druppeltjes met de stofdeeltjes als condensatiekernen. Een deel van die druppeltjes zet zich af op een vlakke plaat in het instrument, die dan vervolgens met behulp van een microscoop worden geteld.

Alfa-tijd: Andere naam voor de plaatselijke tijd. Deze aanduiding komt uit het internationale spelalfabet. Ook wel Greenwich Mean Time GMT, klokkentijd of Zoeloe-tijd genoemd.

Ammoniak: NH3 een verbinding van stikstof en waterstof.

Anaerobe micro-organismen: Dit zijn micro-organismen (bijvoorbeeld; algen, schimmels of bacterien), die kunnen overleven zonder zuurstof.

Analyse: Na de waarneming, de communicatie en de processing (of verwerking) is de analyse de vierde stap in het maken van een analyse. De resultaten van waarnemingen en meting zijn in deze fase gepresenteerd op diverse kaarten en in rapportages. Tegenwoordig speelt de computer bij de analyse een steeds grotere rol.

Anorganisch: Niet organisch, niet levende materie.

Anorganische vervuiling: Vervuiling van water, lucht en bodem door anorganische stoffen, dit zijn stoffen die van niet-levende organismen afkomstig zijn. Voorbeelden zijn de vervuiling met zware metalen, nitraten, fosfaten, sulfaten... Gasvormige anorganische verontreinigingen kunnen ontstaan door onder andere ammoniak, zwaveldioxide en stikstofoxiden. In de lucht komen ook vaste en vloeibare anorganische verontreinigingen voor, onder andere door vliegas, zwavelzuur in waterdruppels en loodzouten in uitlaatgassen. Het grote probleem bij anorganische verontreiniging is dat de stoffen niet direct of zeer moeilijk door de natuur zelf kunnen worden afgebroken. De grootste vervuilers op dit gebied zijn de industrie en de mijnbouw, die verantwoordelijk zijn voor de lozing van onder andere grote hoeveelheden koper, kwik, zink, chroom, lood, cadmium, cyaniden, zuren en keukenzout. De moderne landbouw en veeteelt zijn ook mee verantwoordelijk als ze mestoverschotten, kunstmest met kwik lozen.

Antioxidanten: Antioxidanten zijn stoffen die het lichaam beschermen tegen schadelijke stoffen.

Antropogeen: Het ontstaan door menselijk handelen / Door de mens veroorzaakt.

Naar het begin van deze pagina.

 

B

BEES: Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties. De regelgeving voor stookinstallatie die per 1 januari 2013 is gewijzigd. Het BEES stelt onder andere eisen aa de emissies van NOx, SO2 en fijnstof.

Begrippenlijst: De begrippenlijst, ook wel verklarende woordenlijst genoemd, is een opsomming van alle begrippen op je website of in een scriptie of publicatie die voor de gemiddelde lezer niet meteen duidelijk zijn.

Benzeen: Benzeen (C6H6) (ook wel cyclohexatrieen, fenylhydride genaamd) is een kleurloze vloeistof met een zoete geur. Benzeen verdampt snel, lost slecht op in water en is zeer brandbaar. Benzeen is aanwezig in het milieu: in water, lucht en in de bodem. De stof werd in de 19e eeuw ontdekt en werd gewonnen uit koolteer. Tegenwoordig wordt het voornamelijk van petroleum gemaakt. Het is één van de meest geproduceerde chemische stoffen en wordt gebruikt als grondstof voor andere chemische stoffen, zoals ethylbenzeen waar styreen en uiteindelijk kunststoffen van wordt gemaakt. Benzeen kan ook bij natuurlijke processen ontstaan, bijvoorbeeld in vulkanen of bij bosbranden.
Iedereen wordt dagelijks blootgesteld aan kleine hoeveelheden benzeen, zowel binnen- als buitenshuis. Naast tabaksrook zijn de lucht rondom benzinestations en de uitstoot van motorvoertuigen en fabrieken belangrijke bronnen van blootstelling aan benzeen. Ook dampen en gassen die vrijkomen uit producten zoals lijm, verf, en oplosmiddelen bevatten benzeen. In fabrieken waar benzeen geproduceerd of gebruikt wordt is de blootstelling het hoogst.
Voor rokers is tabaksrook de belangrijkste bron van blootstelling aan benzeen. Het komt vrij in de rook na verbranding van tabak. Ook niet-rokers worden via tabaksrook blootgesteld wanneer ze passief meeroken. Iedereen wordt dagelijks blootgesteld aan een kleine hoeveelheid benzeen. Een gemiddelde roker krijgt elke dag gemiddeld 10 keer meer benzeen binnen dan een niet-roker. Benzeen is een kankerverwekkende stof. Het is door het International Agency for Research on Cancer (IARC International Agency for Research on Cancer ) ingedeeld als ‘kankerverwekkend voor de mens’ (Groep 1). Langdurige blootstelling aan benzeen kan acute myeloïde leukemie veroorzaken, dit is de meest voorkomende vorm van acute leukemie bij volwassenen.
Benzeen is een zeer goed apolair aprotisch oplosmiddel. Voordat de gevaren bekend waren, werd het door mensen die met ruwe olie of in chemische laboratoria werkten gebruikt om de handen en laboratoriumtafels mee te wassen. Verder werd benzeen gebruikt om kymografen van beroet papier te voorzien.
Tegenwoordig is het gebruik van benzeen nog maar zeer beperkt toegestaan en moeten strenge veiligheidsnormen in acht worden genomen. Minder slecht voor de gezondheid zijn de benzeenderivaten tolueen en xyleen, waarvan het laatste het minst schadelijk is. Benzeen wordt ook gebruikt in bepaalde soorten napalm. Daarnaast is benzeen de uitgangsverbinding voor talloze andere derivaten die meestal via een elektrofiele aromatische substitutie bereid worden. Voorbeelden van derivaten zijn nitrobenzeen, aniline, cumeen, mesityleen, dureen, anisol, chloorbenzeen, fenol, styreen, benzaldehyde en benzoëzuur.
Ook zijn benzeenverbindingen vaak aanwezig in de werkzame stoffen van zonnebrandcrèmes. Benzeen wordt in deze werkzame stoffen gebruikt, omdat het een zonwerende eigenschap bezit. De benzeenringen houden uv-straling tegen met golflengten van maximaal 256 nanometer, wat betekent dat het UVA, UVB en UVC tegenhoudt.

Benzeenring: De benzeenring is een uit zes koolstofatomen bestaande ring met een speciale bindingsstructuur.

Bft: Afkorting van Beaufort. Hiermee wordt de windkracht aangegeven volgens de schaal van Beaufort.

Biodiversiteit: De variatie in levensvormen op aarde.

Bioklimatologie: Tak van de klimatologie die het verband tussen levensvoorwaarden en klimaten en dus ook de invloed van bepaalde klimatologische verschijnselen op mensen, dieren en planten onderzoekt. Bijvoorbeeld de vraag of de gemiddelde mens op een grijze en druilerige dag een slechter humeur heeft dan op een stralende zomerdag.

Biosfeer: Het levende deel van het klimaatsysteem.

Blootstellingsconcentratieverplichting: Een grenswaarde van PM2.5 voor de jaargemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie, die is vastgesteld op 20 µg/m3 op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties.

Broeikaseffect: Algemene opwarming van de temperatuur op aarde veroorzaakt door bepaalde gassen in de atmosfeer. Deze 'broeikasgassen' maken het mogelijk dat zonlicht direct in contact komt met het aardoppervlak, waar het geabsorbeerd wordt en teruggestraald wordt als hitte. Deze gassen absorberen dan de teruggestraalde warmte en reflecteren die terug naar het aardoppervlak.
Het gegeven dat broeikasgassen (met name waterdamp en CO2) in de atmosfeer infrarode straling absorberen en weer uitzenden. Als gevolg hiervan is de aardse atmosfeer naar schatting ruim dertig graden warmer dan de atmosfeer zou zijn zonder de aanwezigheid van broeikasgassen.

Broeikastheorie: (broeikashypothese) Theorie of hypothese die stelt dat de aarde (fors) warmer zal worden als gevolg van de menselijke uitstoot van diverse broeikasgassen zoals CO2, methaan en lachgas.

Naar het begin van deze pagina.

 

C

Casus: De uitwerking van de theorie in een praktijksituatie.

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van een betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeeld op de behoefte van de samenleving.

CFK's (chloorfluorkoolwaterstoffen): Gassen die vrijkomen uit industriële processen. CFK's kunnen in de hoogste regionen van de atmosfeer terechtkomen waar ze de ozonlaag afbreken.

Chemische samenstelling: De samenstelling van fijnstof, bestaande uit verschillende deeltjes. Deze is verschillend per fijnstofdeeltje.

Chronische blootstelling: Een langdurige blootstelling aan iets.

Climategate: De rel die uitbrak nadat duizenden e-mails en documenten van de Britse Climate Research Unit in november 2009 op het internet werden gezet door een hacker of een klokkenluider. De e-mails zijn geschreven door met name Britse en Amerikaanse klimaatonderzoekers, die in veel gevallen ook betrokken zijn geweest bij IPCC-rapporten.

Condensatie: De vorming van vloeibaar water uit waterdamp. Condensatie ontstaat wanneer vochtige lucht zijn dauwpunt bereikt en in contact komt met een vast oppervlak of met condensatiekernen.

condensatiekernen: Minuscule deeltjes die in de lucht zweven, zoals kristalletjes zeezout en stofdeeltjes uit de natuur of door luchtvervuiling, waarop waterdamp op grote hoogte kan condenseren.

Convectie: Warme lucht die opstijgt.

COPD: Chronie Obstructive Pulmonary Disease, een chronische en langzaam groeiende longaandoening waarbij de hoeveelheid lucht van de luchtwegen geleidelijk verminderd en het transport van de lucht naar de longen moelijker wordt.

Naar het begin van deze pagina.

 

D

Daggemiddelde: De gemiddelde fijnstofconcentratie van een dag.

Dakgroen: Het toepassen van beplating op het dak, indien nodig met constructieve maatregelen.

Decarboniseren: Het minder afhankelijk maken van de (mondiale) economie van fossiele brandstoffen.

Depositie: Neerslaan van gassen en aėrosolen uit de lucht op bodem, water, planten, dieren en gebouwen, maar vooral op het aardoppervlak. Ook het neerslaan van radioactieve deeltjes uit de lucht wordt depositie genoemd. Wanneer het neerslaan bij droog weer gebeurt, heet dat droge depositie. Tijdens neerslag wordt het natte depositie genoemd.

Derogatie: Een officieel woord voor toestemming van de EU om op een bepaalde wijze van de algemeen vastgestelde norm te mogen afwijken.

Diffusie: Verplaatsing van stoffen vanaf een plaats met een hoge concentratie naar plaatsen met een lage concentratie van de stof.

Distributiecentrum: Verzamelpunt, goederen worden hier eerst verzameld en dan naar de klanten gebracht.

Drempelwaarde: Een minimale waarde.

Naar het begin van deze pagina.

 

E

Ecosysteem: Een ruimtelijk systeem waarin de levende (dieren en planten) en niet-levende (lucht, water en bodem) onderdelen bepaald wordt welke planten en dieren er leven en kringlopen op gang brengen die met elkaar is evenwicht zijn.

Eisenpakket: Beweegredenen gebundeld in een pakket om een norm of wet aan te passen.

Elektrostatische depositie: Neerslag of afzetting van luchtverontreinigde stoffen op de bodem, water, planten, dieren of gebouwen door middel van aantrekkingskracht tussen positief en negatief geladen deeltjes.

Elementair koolstof: Roet.

El Niño: Quasi-periodiek klimaatverschijnsel in het oostelijk deel van de Grote Oceaan waarbij relatief warm water aan het zeeoppervlak verschijnt. Het fenomeen treedt gemiddeld eens in de vijf jaar op en leidt tijdelijk tot mondiale opwarming. De tegenhanger, waarbij koud water aan het zeeoppervlak verschijnt, heet La Niña.

Emissie: Uitstoot van uitlaatgassen van het gemotoriseerd verkeer, vliegtuigen, schoorstenen van huishoudens, fabrieken en elektriciteitscentrales.

Emissieplafond: Een emissieplafond is de maximale hoeveelheid verontreiniging die mag worden uitgestoten.

Emissiereductieverplichting: Regels om emissies te reduceren.

Endemen: Soorten die alleen op één eiland of in één streek voorkomen en nergens anders. Meestal zijn het ondersoorten van een andere plant- of diersoort die bijvoorbeeld door een storm afdwaalden en op zo’n eiland een eigen populatie vestigden. Bekende endemen zijn de darwinvinken op de Galapagoseilanden. Nederland heeft ook endemen, zoals de noordse woelmuis.

Euro6-motoren: Dit zijn Europese emissienormen voor uitlaatgassen, die gelden voor nieuwe personenauto's, bestelauto's, vrachtwagens en bussen. Een auto die van de fabrieksband rolt, mag slechts een beperkte hoeveelheid luchtvervuilende stoffen uitstoten (met name NO2 en fijnstof).

Europese commissie: Het dagelijks bestuur van de Europese Unie.

Eutrofiëring: Verrijking van water. Dit veroorzaakt een groei van waterplanten en een verhoogde activiteit van anacrobe micro-organismen (die kunnen zonder zuurstof leven). Hierdoor daalt het zuurstofniveau van het water snel, waardoor het leven voor aerobe organismen (leven door middel van zuurstof) onmogelijk wordt gemaakt.

Experts: Personen die over een bepaald onderwerp (bijna) alles weten.

Naar het begin van deze pagina.

 

F

FDRS: Fine Dust Reduction System. Een stroomdraad die fijnstofdeeltjes een positieve lading geeft.

Feedback: Binnen de klimaatdiscussie processen die optreden als gevolg van de opwarming door CO2. Een feedback die de opwarming versterkt heet positief. Een feedback die de opwarming dempt heet negatief.

Fijnstof: Een voor het menselijk oog onzichtbaar, samengesteld stofdeeltje die in de lucht hangen. Deze deeltjes zijn afkomstig van antropogene en/of natuurlijke bronnen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair en secundair fijnstof.

Fijnstofconcentratie: De hoeveelheid fijnstof die wordt uitgedrukt in µg/m3.

Fijnstofgehalte: Zie fijnstofconcentratie.

Fijnstofreductie: Het verminderen van de fijnstofconcentratie.

Fijnstofreductiemogelijkheden: De mogelijkheden die er zijn om fijnstof te verminderen.

Forenzen: Mensen die dagelijks of enkele keren per week heen en weer reizen tussen woonplaats en werk.

Formaldehyde: Formaldehyde is een organische verbinding en wordt gevormd tijdens natuurlijke processen in het milieu en in het (menselijk) lichaam, waar het vrijkomt bij de stofwisseling. Ook wordt formaldehyde geproduceerd en gebruikt in diverse takken van de chemische en farmaceutische industrie. Formaldehyde zit onder andere in spaanplaat, MDF (Medium-Density Fibreboard), textiel, en cosmetica. Mensen worden voornamelijk blootgesteld aan formaldehyde door houtstook in kachels en haarden, door uitlaatgassen van brandstofmotoren, bij het bereiden van eten en het zit in sigarettenrook. Formaldehyde is een kankerverwekkende stof en is door het International Agency for Research on Cancer (IARC International Agency for Research on Cancer ) ingedeeld als ‘kankerverwekkend voor de mens’ (Groep 1). Formaldehyde veroorzaakt kanker in de neus en luchtpijp en mogelijk leukemie. Inademing van formaldehyde uit tabaksrook kan ook luchtwegirritatie en beschadigingen van luchtwegcellen veroorzaken. Formaldehyde kan ook irriterend zijn voor de ogen.

Fundering op staal: Op staal gefundeerd is een technische benaming voor alle op de toplaag aangebrachte constructies.

Fysische kenmerken: De grootte, aantal, massa en vorm van een stofdeeltje.

Naar het begin van deze pagina.

 

G

Gevelgroen: Dit is de begroeiing van verticale oppervlakten door beplanting. Dit kan via een constructie of via de eigenschappen van de plant.

GGD: Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. Dienst voor Openbare gezondheidszorg voor een of meerdere gemeenten.

Global brightening: Het fenomeen dat meer zonlicht het aardoppervlak bereikt als gevolg van veranderingen in de atmosfeer. De brightening trad op vanaf eind jaren tachtig van de twintigste eeuw.

Global dimming: Het fenomeen dat minder zonlicht het aardoppervlak bereikt als gevolg van veranderingen in de atmosfeer. Global dimming trad op in de periode 1950-1990.

Grenswaarde: De maximale waarde die wordt gesteld aan een eis, bijvoorbeeld; er mag jaarlijks maximaal 35 keer boven het fijnstofgemiddelde komen van 50 µg/m3.

Grijze literatuur: Literatuur die niet peer reviewed is.

Groene golf: Een reeks van stoplichten die na elkaar op groen springen om de verkeersstroming te bevorderen.

Naar het begin van deze pagina.

 

H

Habitat: Het voorkeursgebied waarin een diersoort zich vestigt en waar het door voedselkeuze het beste op is aangepast.

HEPA: HEPA is een afkorting van high-efficiency particulate air (hoewel ook andere benamingen bekend zijn) en is van toepassing op specifieke type luchtfilters die tussen minimaal 85% en maximaal 99,999995% van alle stofdeeltjes van 0,3 micrometer (µm) tegenhouden, afhankelijk van het specifieke filtertype. Deeltjes die groter of kleiner zijn, worden efficiënter ingevangen dan deeltjes van rond 0,3 µm, dit als gevolg van respectievelijk toenemende vangst door diffusie (toenemend meer naarmate de deeltjes kleiner worden) en toenemende vangst door inertie (toenemend naarmate de deeltjes groter worden).

Herplantverplichting: Het verplicht zijn van het herplanten van een boom, na het kappen van een boom.

Hockeystick-grafiek: Reconstructie van de temperatuur op het noordelijk halfrond gedurende het afgelopen millennium. De grafiek is gebaseerd op proxy’s en dan met name boomringen.

Hockeyteam: Zelfgekozen benaming van een groep paleoklimatologen die zich bezighoudt met reconstructies van het klimaat van het afgelopen millennium.

Hoofdbronchiën: Boven het hart splitst de luchtpijp in twee hoofdbronchiën (enkelvoud: hoofdbronchus). De twee buizen in je lichaam die vanuit de luchtpijp naar beide longen vertakt.

HWN: Hoofdwegennet. Tot het hoofdwegennet behoren bijna alle Rijkswegen van Nederland, aangevuld met een aantal zeer voorname provinciale wegen.

Hygroscopisch: Het aantrekken/opnemen van vocht uit de lucht.

Naar het begin van deze pagina.

 

I

Impactie: Het proces waarbij lucht om een obstakel moet. Stofdeeltjes die de bocht niet kunnen maken zullen neerslaan.

Inrichtingsmogelijkheden: De mogelijkheden waarop de openbare ruimte kan worden ingericht.

Interceptie: Het proces waarbij een stofdeeltje (in het lichaam) te dicht op de rand van het ademhalingsstelsel zweeft, waarna deze zal blijven plakken aan de wand.

Ionisatie: Een proces waarbij een of meer elektronen worden toegevoegd aan een stofdeeltje. Als dit het geval is, is het stofdeeltje geïoniseerd.

Iris-hypothese: In 2001 door Richard Lindzen gelanceerde hypothese dat de hoeveelheid hoge bewolking in de tropen zal afnemen als het zeewater warmer wordt. Minder hoge wolken zou leiden tot meer afkoeling, wat zou betekenen dat er een natuurlijk buffermechanisme in het klimaat aanwezig is.

Naar het begin van deze pagina.

 

J

Jaargemiddelde: Het gemiddelde genomen over een volledig jaar van bijvoorbeeld de fijnstofconcentratie.

Jonge dryas: Relatief korte plotse koudeperiode na het einde van de laatste ijstijd, vlak voor het begin van het holoceen. Het jonge dryas is vernoemd naar een Arctische plant, de zilverster (Dryas octopetala), die in deze koudeperiode plotseling weer in West-Europa verscheen.

Naar het begin van deze pagina.

 

K

Kaderrichtlijn en de eerste tot en met de vierde dochterrichtlijn: .

Kleine ijstijd: Relatief koude periode die duurde van de veertiende tot halverwege de negentiende eeuw. De koudeperiode wordt toegeschreven aan een inactieve zon.

Klimaat: Er bestaat geen eenduidige definitie van het klimaat. Doorgaans wordt bedoeld het gemiddelde weer over een periode van dertig jaar. Deze definitie legt de nadruk op de toestand van de atmosfeer. Een bredere definitie van klimaat is de staat van de atmosfeer, de oceanen, de biosfeer en de cryosfeer tezamen.

Klimaatgevoeligheid: Gevoeligheid van het klimaat voor CO2. Per definitie de mate van wereldwijde opwarming aan het aardoppervlak die het gevolg zal zijn van een verdubbeling van de CO2-concentratie ten opzichte van de concentratie van voor de Industriële Revolutie (280 ppm).

Klimaatmodellen: Computermodellen waarmee het klimaat gesimuleerd wordt. De meest geavanceerde modellen heten General Circulation Models (GCM’s).

koolstofdioxyde: Een gas dat in kleine hoeveelheden in de atmosfeer wordt aangetroffen. Het heeft geen kleur of geur. Een teveel aan koolstofdioxide veroorzaakt de opwarming van de aardbol.

kWh: Kilowattuur, de arbeid die wordt verricht door een vermogen van 1000 Watt gedurende een uur te laten werken.

Kyoto-protocol: In 1997 opgesteld verdrag dat de reductie van broeikasgassen regelt. Het verdrag stelt dat de Europese Unie de uitstoot in 2012 met 8% heeft teruggebracht ten opzichte van het niveau van 1990. De Verenigde Staten hebben het verdrag wel ondertekend maar niet geratificeerd. Een opvolger voor het Kyoto-protocol is er nog niet.

Naar het begin van deze pagina.

 

L

LAI: Leaf Area Index, het aanwezige bladoppervlak bij een plant.

La Niña: Quasi-periodiek klimaatverschijnsel in het oostelijk deel van de Grote Oceaan waarbij relatief koel water aan het zeeoppervlak verschijnt. Het fenomeen treedt gemiddeld eens in de vijf jaar op en leidt tijdelijk tot mondiale afkoeling. De tegenhanger heet El Niño.

Lead author: Hoofdauteur van een hoofdstuk in een IPCC-rapport. Lead authors zijn eindverantwoordelijk voor de inhoud van het IPCC-rapport.

Lijzijde: Achterzijde van het element (bekeken vanuit de windrichting), waar de wind zal dalen en verder zal stromen.

LINTRACK Zwaarverkeersimulator: LINTRACK is een lineaire installatie voor het versneld belasten van proefvakken op ware grootte. Met LINTRACK is vergelijkend onderzoek onder semi-praktijkomstandigheden mogelijk, bijvoorbeeld naar het spoorvormingsgedrag van asfaltconstructies (zoals flexibele voegovergangen op bruggen.

Literatuurstudie: Onderzoek op basis van geschreven teksten over een bepaald onderwerp.

Loefzijde: De zijde van de beplanting waar de wind als eerste tegenaan zal botsen om vervolgens te stuwen en naar de lijzijde te gaan.

LRTAP: Long Range Transboundary Air Pollution. Dit is een van de belangrijkste internationale verdragen voor de bescherming van het milieu in Europa.

Luchtkwaliteitsrichtlijn: De normen vanuit de Europese Unie voor de fijnstofconcentratie. Hierin staan streef- en grenswaarden voor fijnstof en wordt er een onderscheid gemaakt tussen een daggemiddelde en een jaargemiddelde.

Luchtverontreiniging: Het vervuilen van de lucht met ongezonde stoffen.

Luchtvervuiling: Zie luchtverontreiniging.

Luchtvochtigheid: De hoeveelheid vocht die aanwezig is in de lucht. De luchtvochtigheid wordt meestal uitgedrukt in de relatieve luchtvochtigheid. Dit is het percentage van de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht bij de gegeven temperatuur en luchtdruk bevat. Bij dalende temperatuur neemt het vermogen van de lucht waterdamp te bevatten af; bij dezelfde hoeveelheid waterdamp neemt de relatieve vochtigheid dan toe. Wordt deze groter dan 100%, dan treedt verrijping op, of condensatie in de vorm van dauw en mist. De relatieve luchtvochtigheid is van groot belang in de landbouw, de tuinbouw, de papier- vezel- en houtindustrie en in drukkerijen. Naast de relatieve vochtigheid is er ook nog de minder bekende absolute vochtigheid. Deze is evenredig met de concentratie en is daarmee niet 'relatief' maar 'absoluut'. De absolute luchtvochtigheid is niet gecompenseerd voor luchtdruk of temperatuur. Als er 50.000 ppm waterdamp in de lucht zit, komt dit overeen met 5%abs. De absolute vochtigheid was vooral in gebruik in technische berekeningen, bijvoorbeeld rond diffusie. Tegenwoordig is vooral de concentratie in gebruik.

lichtbreking: De verandering van richting van een lichtstraal wanneer het onder een bepaalde hoek passeert van een massa (bijvoorbeeld een stofdeeltje) in een andere massa met verschillende dichtheid. Lichtbreking leidt ertoe dat een lichtstraal zich opdeelt in de verschillende kleuren waaruit ze bestaat.

luchtdruk: Ook atmosferische druk of barometerdruk genoemd. Het gewicht van de atmosfeer op een deel van het aardoppervlak. Veranderingen in het weerpatroon gaan vaak gepaard met luchtdrukveranderingen. De luchtdruk wordt uitgedrukt in milibar of hectopascal.

Naar het begin van deze pagina.

 

M

Meetopstelling: De wijze waarop meetapparatuur is opgesteld om een zo goed mogelijke meting uit te voeren.

Mentaliteitsverandering: Het veranderen van de bestaande wijze van doen en denken.

Metadata: Gegevens over hoe metingen tot stand zijn gekomen. In het geval van weerstations gaat het om informatie over de locatie, de apparatuur, tijdstip van meten, foto’s van de directe omgeving.

Microklimaat: Een locale variatie binnen het normale klimaat van een bepaald gebied, met verschillen in temperatuur en vochtigheidsgraad, die veroorzaakt worden door de topografie, de vegetatie of de nabijheid van water of stedelijke gebieden.

Micrometer: 0,000.001 meter = 0,001 milimeter. Micrometer wordt vaak uitgedrukt met de volgende aanduiding µg. Fijnstofconcentratie per kubieke meter is dan µg/m3.

Mitigatie: Maatregelen die genomen worden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het gaat vooral om het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen als CO2, methaan, lachgas en halonen. Het idee is dat als mitigatie slaagt, adaptatie niet nodig is.

Mondiaal: Betrekking hebbende op de hele wereld.

Monitoringsinstrument: Een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld.

Naar het begin van deze pagina.

 

N

Nationaal: Geldend voor een heel land.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit: NSL, een opgestelde rapportage door de nationale, provinciale en regionale overheden om derogatie te verkrijgen.

Natura 2000: Het Europees netwerk van beschermde natuurgebieden met als doel het behoud en herstel van biodiversiteit in de Europese Unie.

NEC-richtlijn: Nationaal Emission Ceilings, richtlijn waarin internationale emissie niveaus staan voor NOx, SO2, PM2.5, NH3 en VOS per land.

Noord-Atlantische oscillatie: Een index die aangeeft hoe de luchtdruk boven IJsland zich verhoudt tot die boven de Azoren. De Noord-Atlantische oscillatie is nauw verbonden met de Arctische oscillatie en is van invloed op het weer in Noord-Amerika, Europa en Azië.

NSL: Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, een Nederlands programma ter bevordering van de luchtkwaliteit.

Naar het begin van deze pagina.

 

O

Ocean heat content: Warmte-inhoud van de oceanen. Deze is veel groter dan de warmte-inhoud van de atmosfeer en zou daarom een betere maat zijn voor klimaatverandering.

Oceaanverzuring: Het gemiddeld minder basisch worden van de zee, dankzij het oplossen van extra CO2 in het zeewater.

OECD: Organisation for Economic Cooparation and Development. De Missie van het OECD is het promoten van het beleid dat het economische en sociale welzijn van de mensen over de hele wereld zal verbeteren

Overschrijdingsmarge: Een bepaalde hoeveelheid die meer aanwezig mag zijn dan de voorop gestelde grenswaarde.

OV: Openbaar vervoer.

OVHP: Openbaar Vervoer naar een Hoger Plan. Een studie waarin een samenhangend pakket aan maatregelen staat beschreven. Hiermee worden delen van de Haagse regio op een snellere en betere manier per OV verbonden

OWN: Onderliggend wegennet. Tot het onderliggend wegennet behoren de wegen die niet onder het hoofdwegennet vallen.

Oxiden: Een verbinding van zuurstof met een ander element.

Ozon: O3, Een gas bestaande uit drie zuurstof atomen dat het grootste deel van de schadelijke ultraviolette stralen van het zonlicht absorbeert en warmteverlies van de aarde tegengaat. Het komt voor in een dunne laag in de stratosfeer en is een belangrijk onderdeel van de fotochemische smog.

Naar het begin van deze pagina.

 

P

Pacific Decadal Oscillation: Quasi-periodiek klimaatverschijnsel in het noordelijk deel van Grote Oceaan. In de warme fase is het westelijke deel van de Grote Oceaan (ten noorden van twintig graden noorderbreedte) vrij koel en het oostelijke deel vrij warm. In dat geval warmt Alaska flink op. In de koude fase gebeurt het omgekeerde. De totale cyclus duurt een jaar of zestig.

PAK: Zie Polycyclische aromatische koolwaterstoffen.

Park&Ride: Deze voorziening is bedoeld voor zowel bezoekers als forenzen. Er kan tegen een aantrekkelijk tarief gebruik gemaakt worden van een parkeerplaats en een tramrit naar het centrum.

Passieve rekken: De rekken met geaarde platen waar fijnstof op neer kan slaan.

Peer review: Het proces van onderlinge beoordeling dat wetenschappelijke tijdschriften hanteren alvorens een artikel geaccepteerd wordt.

Permafrost: Permanent bevroren ondergrond, komt vooral voor in Rusland en Canada.

Piekblootstelling: Een tijdelijke verhoogde concentratie van fijnstof.

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen: PAK, koolstofverbinding afkomstig uit verbrandingsaerosolen (bijvoorbeeld verkeer) bestaand uit benzeenringen.

Porositeit: De openheid van een structuur.

Prefab: Prefabricage of prefab is een proces in de bouw waarbij materialen van tevoren in een fabriek of werkplaats tot elementen worden gemaakt, bijvoorbeeld bouw- of inrichtingselementen die in een fabriek al in de juiste vorm zijn gegoten. Gedacht moet worden aan prefab elementen voor woningbouw, bouwblokken en rioolputten

Primair fijnstof: Fijnstof dat in de atmosfeer dezelfde vorm heeft zoals deze is uitgestoten.

Principal Component Analysis: Statistische methode waarmee trends gehaald kunnen worden uit een grote hoeveelheid data.

Protocol van Gotenburg: Een protocol waarin doelstellingen zijn opgenomen om verzuring en eutrofiëring terug te dringen.

Proxy: Een fysische grootheid waarmee het verleden van een andere niet direct gemeten grootheid gereconstrueerd kan worden. Bijvoorbeeld, de dikte van een boomring kan een maat zijn voor de temperatuur in de omgeving. Er zijn ook proxy’s voor zeewatertemperatuur, CO2-concentratie, zonneactiviteit etc.

Naar het begin van deze pagina.

 

Q

Naar het begin van deze pagina.

 

R

Radicalen: Kleine, uiterst actieve, agressieve deeltjes die veel schade kunnen aanrichten.

RAL: Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit. Een plan om de luchtkwaliteit in de gemeente Rotterdam aan te pakken.

RAP: Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit, die is gericht op basis van het plan van aanpak luchtkwaliteit.

Redoxbalans: Een juiste balans tussen de productie en activiteit van radicalen en inactiveren door antioxidanten.

Relatieve vochtigheid: De hoeveelheid vochtigheid in de lucht bij een bepaalde temperatuur vergeleken met de maximale vochtigheid die deze luchtmassa kan bevatten bij dezelfde temperatuur, uitgedrukt in percentages.

Review editor: Een ‘scheidsrechter’ (doorgaans zelf ook wetenschapper) die erop moet toezien dat een hoofdstuk in het IPCC-rapport volgens de richtlijnen van het IPCC tot stand is gekomen.

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, bevordert de publieke gezondheid en een schoon en veilig leefmilieu.

RLS: Regionale Luchtkwaliteit Samenwerkingsprogramma's. De gebiedsgerichte uitwerking in het NSL bestaat uit een bundeling van zeven Regionale Samenwerkingsprogramma's Luchtkwaliteit (RSL)

Rolweerstand: Rolweerstand is de weerstand die een rond voorwerp, zoals een wiel, een kogel of een cilinder, ondervindt als het rolt over een oppervlak. De oorzaak van rolweerstand is voornamelijk gelegen in de vervorming van zowel het voorwerp als het oppervlak, bijvoorbeeld een autoband over de weg.

ROS: Reactive Oxygen Species. Chemische moleculen die zuurstof bevatten die ontstaan zijn door een reactie.

Ruraal: Plattelands.

Ruwe data: Directe, nog onbewerkte meetgegevens.

Naar het begin van deze pagina.

 

S

Saneringstool: Een rekenmodel dat is opgesteld in het kader van de NSL-systematiek om berekeningen uit te voeren .

Secundair fijnstof: Fijnstof dat in de lucht ontstaat door reactie tussen stoffen.

Sedimentatie: Het neerslaan van deeltjes door de aantrekkingskracht van de aarde (zwaartekracht).

stabiliteit: De toestand waarbij een warme luchtmassa afkoelt tot de temperatuur van de omringende lucht en dus ophoudt met stijgen.

Stadsdistributie: De mogelijkheid om verschillende vrachten met goederen voor de stad op een locatie aan de rand van de stad te leveren, waarna deze met schoner vervoer door de stad wordt gedistribueerd.

Stedelijke achtergrondconcentraties: De wordt gevormt door emissies van onder andere industrie en transport binnen het stedelijk weefsel.

Stedelijke achtergrondlocaties: De gebieden in de stad waar de achtergrondconcentraties worden gemeten.

Stikstof: N2, het meest voorkomende gas in de dampkring.

Stikstofoxiden: NOx, Stikstofoxide is een verzamelnaam voor de binaire verbindingen van zuurstof en stikstof.

  • stikstofmonoxide (NO)
  • stikstofdioxide (NO2)
  • distikstofmonoxide (N2O)
  • distikstoftrioxide (N2O3)
  • distikstoftetraoxide (N2O4)
  • distikstofpentaoxide (N2O5)
  • stikstoftrioxide (NO3)

Stikstofoxiden ontstaan bij alle vormen van verbranding op hoge temperatuur, bijvoorbeeld in een verbrandingsmotor. Als diesel met benzine vergeleken wordt, kan geconcludeerd worden dat diesels meer NOx produceren, omdat de verbranding plaatsvindt bij hogere druk en bijgevolg ook hogere temperatuur. Andere voorbeelden van verbrandingsprocessen zijn huishoudelijke verwarming op gas, stookolie of kolen, industriële processen zoals thermische elektriciteitscentrales op kolen, olie of gas, cementovens, hoogovens voor staalproductie enz.

Stofstorm: Ook wel verstuiving genoemd, zijn verschijnselen van winderosie. Een bekende stofstorm is het Saharazand wat meerdere keren per jaar Nederland bereikt.

Stralingsbalans: De balans tussen de binnenkomende zonnestraling en de uitgaande infrarode straling. Het idee is dat over de hele aarde gemiddeld het klimaat in balans is: de hoeveelheid geabsorbeerde zonnestraling is even groot als de hoeveelheid uitgaande infrarode straling. Op een willekeurige locatie op aarde is de atmosfeer vrijwel nooit in balans. De menselijke uitstoot van broeikasgassen verstoort deze balans en dit leidt in theorie tot opwarming.

Stratosfeer: De laag van de atmosfeer die zich uitstrekt vanaf de tropopauze (op ongeveer 10 km hoogte) tot aan de stratopauze (op ongeveer 50 km hoogte), net beneden de mesosfeer. Hier bevindt zich ook de ozonlaag.

Streefwaarde: Een streefwaarde heeft als doel om schadelijke gevolgen te vermijden, alleen zijn er geen sancties als de waardes overschreden worden.

Street canyon: Een weg of straat in een stad of dorp met aan weerszijden bebouwing.

Naar het begin van deze pagina.

 

T

Titaandioxide: TiO2, zorgt er voor dat schadelijke stikstofoxiden (NOx) worden omgezte naar onschadelijke nitraten (NO3).

TNO: Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. TNO heeft de missie mensen en kennis te verbinden, om zodoende te innoveren.

Troposfeer: De onderste laag van de atmosfeer, waarin vrijwel al het weer zich afspeelt en waarin ook het broeikaseffect optreedt.

Turbulentie: Luchtwervelingen, die ontstaan door verstoring van een luchtstroom onder andere door bomen en huizen.

Naar het begin van deze pagina.

 

U

UNECE: Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Het is een van de vijf regionale commissies van de Verenigde Naties.

Urban heat island-effect: Het fenomeen dat steden warmer zijn dan het omringende platteland. Het verschil kan oplopen tot wel tien graden.

Naar het begin van deze pagina.

 

V

Ventileren: Als een ruimte continu geventileerd wordt komt er overdag warme lucht binnen en ’s nachts koude. De warme lucht bevat veel vocht, ’s nachts koelt alles af en kan er condensatie optreden. Dit lijkt niet de juiste aanpak. Alleen overdag ventileren met relatief warme lucht verergert het probleem, omdat warme lucht meer vocht kan bevatten dan koude lucht. Als er alleen ’s nachts geventileerd wordt komt er relatief droge en koude lucht binnen, die overdag zal opwarmen. Er treedt dan geen condensatie op.

Verbrandingsaerosol: Stoffen die vrijkomen tijdens verbrandingsprocessen, zoals bij auto's, houtverbranding, verbrandingsovens en dergelijke.

Verdamping: Het proces waarbij een vloeistof (bv water) verandert in een gas (bv waterdamp).

Verkeercirculatieplan: In de meeste steden het autovrij maken van de binnensteden.

Verzurende stoffen: Stoffen die voor verzuring van de bodem of water zorgen.

Verzuring: Proces waarbij de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater door toevoeging van verzurende stoffen voedingsstoffen verliest.

VOS: Vluchtige Organische Stoffen, die vrijkomen bij verdamping van organische stoffen en bij onvolledige verbranding.

Vochtvreters: Het neerslaan van vocht kan worden voorkomen door uit de lucht de waterdamp te verwijderen. Dit kan met vochtvreters, dat zijn potten, gevuld met een hygroscopisch zout, dat de waterdamp uit de lucht opzuigt en in de zoutkristallen opslaat. In een geventileerde ruimte zullen vochtvreters de hele winterperiode vocht blijven opzuigen. Niet ventileren zou daarvoor de oplossing zijn, maar dan moet de ruimte de hele winterperiode echt afgesloten blijven. Door te ventileren komt er steeds “nieuwe” lucht de ruimte binnen, met waterdamp in die lucht.

Naar het begin van deze pagina.

 

W

Wagenpark: Het aantal voertuigen dat beschikbaar is bij een persoon, bedrijf of overheid.

Walstroom: Elektriciteit voor een schip of vaartuig, die in de haven via het plaatselijk elektriciteitsnet verkregen wordt.

Wegtransport: Al het transport dat gebeurt via het wegennet.

Warme middeleeuwse periode: Relatief warme periode die duurde van omstreeks 950 tot 1250. Deze periode ging geleidelijk over in de Kleine IJstijd.

WHO: World Health Organisation. De WHO is het leidinggevend en coördinerend orgaan voor de gezondheid binnen de Verenigde Naties.

Naar het begin van deze pagina.

 

X

 

Naar het begin van deze pagina.

 

Y

 

Naar het begin van deze pagina.

 

Z

ZOAB: Zeer Open Asfalt Beton. ZOAB vermindert het verkeersgeluid en het opspatten van regen.

Zonnevlekken: Relatief donkere gebieden op het oppervlak van de zon. Rond deze relatief koele gebieden bevinden zich actieve gebieden waar de zon feller schijnt. Als gevolg van die actieve gebieden duidt een groot aantal zonnevlekken op een actieve zon.

Zoutcorrectie: Zeezout wordt meegenomen in de metingen van fijnstof, maar is niet schadelijk. Doordat Nederland dicht bij de zee ligt gelden voor enkele provincies een zeezoutcorrectie, waardoor het aantal overschijdingsdagen wordt verhoogd.

Zure regen: Regen die zuur is door de erin opgeloste zwaveldioxide en andere vervuiling. Het is een proces waarbij de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater door toevoeging van verzurende stoffen voedingsstoffen verliest. Verzurende stoffen zijn onder andere; zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NO) en ammoniak (NH3).

Zwaveloxide: Zwaveldioxide is een anorganische verbinding tussen zwavel en zuurstof, en heeft als brutoformule SO2. De stof komt voor als een kleurloos gas met een scherpe karakteristieke reuk, dat goed oplosbaar is in water. Zwaveldioxide is het belangrijkste verbrandingsproduct van zwavel in de lucht. Het komt met name vrij bij het verbranden van zwavelhoudende fossiele brandstoffen, zoals sommige soorten aardolie, bruinkool of steenkool en is een van de belangrijkste componenten van luchtvervuiling en smog. Het vormt in lucht in aanwezigheid van vocht en andere verbindingen makkelijk zwaveltrioxide (SO3), een verbinding waaruit zich in water zwavelzuur vormt. Dit regent uit de atmosfeer op de Aarde neer (zure regen). Korstmossen zijn erg gevoelig voor zwaveldioxide en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde soorten kan als biologische meetmethode voor de mate van luchtvervuiling worden gebruikt. Zwaveldioxide komt verder bij veel vulkanen uit de grond (fumarolen) en wordt gebruikt bij industriële processen, onder andere voor het maken van zwavelzuur.

 

Naar het begin van deze pagina.

WEERHUISKE.nl

Onze 1e website om onze weerdata en gevens te presenteren, online sinds 2012. Tegenwoordig ziet u op deze website de weergegevens van weerdiensten zoals Weeronline en Buienrader.

KLIK

WSGB.nl

Onze 2e website om onze weerdata en gevens te presenteren, online sinds 2012. Hier presenteren wij puur onze eigen gegevens en de weersverwachting.

KLIK voor de mirror KLIK

Colandino.nl

Op deze website tonen we de hardware van ons weerstation en geven we ook uitgebeide omschrijvingen en reviews over gebruikte hardware. Onder andere Raspberry Pi, Arduino, Linux, Zelfbouw enz..

KLIK